Terug naar overzicht

Delirium, juni 2013

tww juni 2013
Door: Peter Hompe

Zand

Mijn vader vertelde vroeger eens een mooi verhaal: het ging over twee mannen die wat zand voor het aanleggen van een terras nodig hadden. Eén van hen had bij wat openbare werken een berg zand zien liggen. Perfekt voor een terras. De mannen besloten om ‘s avonds met de auto en een aanhanger naar die berg te rijden. Daar aangekomen begonnen ze zich te helpen aan zand.

Terwijl ze druk bezig waren met scheppen naderden twee agenten. De mannen hadden ze niet zien of horen aankomen, ze maakten zelf teveel herrie en de agenten verplaatsen zich per fiets. Dat had je toen nog. Het waren twee hele jonge en dus waarschijnlijk onervaren agenten. De agenten spraken de mannen aan en vroegen waar zij mee bezig waren. Eén van de twee bedacht snel een list: hij gaf aan dat ze nog wat zand over hadden ná het aanleggen van een terras en dat ze gezien hadden dat hier toch al wat zand lag. Ze hadden besloten ‘hun’ zand er bij te scheppen. Dáár kwam natuurlijk niets van in, volgens oom agent één en hij droeg de mannen op het zand terug in de aanhanger te scheppen en zich daarna uit de voeten te maken. Zij kwamen er nog goed van af met alleen een waarschuwing! ‘Scheer je weg, vlerken,’ werd hen nageroepen. Leuk verhaal natuurlijk en ik denk dat het ook toen al als mop bedoeld was. Ik lachte natuurlijk mee, al viel mijn kwartje pas jaren later. Overigens datzelfde kwartje als in februari, voor de oplettende lezers onder u. Maar… houd dit verhaal even vast.

Het bedrijf waar ik voor werk was een tijdje gevestigd op een bedrijfsterrein in Nieuwegein. Vlak bij ons bedrijf, op loopafstand zelfs, zat ook een vestiging van Bert’s Bierhuis. Niet zo’n winkel waar je vele verschillende biertjes per flesje kunt kopen, nee… dit is meer een groothandel. Je koopt er bier per krat, doos of fust. Maar dan wel de bijzondere biertjes. En de grap was dat je daar als particulier ook gewoon kon kopen. Ik had er geen speciale klantkaart of iets dergelijks voor nodig. Hartstikke mooi dus.

Ik heb daar dus een aantal keren bier gekocht, met als ‘nadeel’ dat je een hele krat ineens moest afnemen. Nou, dat is erg! Telkens als ik naar huis reed kwam ik dus langs Bert’s. Zo ook op een avond dat ik wat had overgewerkt. Het was al donker en ik reed naar huis. Ik schat dat het rond een uurtje of negen in de avond was. Zie ik toch die roldeur een stuk open staan. Er voor, buiten dus, een aantal fusten, kratten en dozen. Dat rook naar onraad. Er stonden geen auto’s ofzo geparkeerd, dus er leek verder niemand aanwezig te zijn. Ik besloot even een kijkje te gaan nemen.

Er bleek inderdaad niemand aanwezig. De onderkant van de roldeur vertoonde duidelijk sporen van geweld en stond zo ver open, dat ik naar binnen kon met alleen mijn hoofd een beetje buigen. Niemand te zien en sporen van inbraak. Dit rook naar onraad! Nou had ik mijn telefoon niet bij me, dus besloot ik eerst die bieren naar binnen te dragen. Het idee was om daarna de roldeur te laten zakken en vervolgens de politie op de hoogte te brengen. Nadat ik de fusten zo goed en zo kwaad als het ging naar binnen had gebracht, begon ik aan de kratten.

Toen ik het derde krat binnen had gezet, werd ik op mijn rug getikt. Ik schrok me echt helemaal een ongeluk. 'Politie!', werd gezegd. De politie wás dus al gewaarschuwd. Het bleken gelukkig maar twee politie agenten. Tenminste, dat dacht ik toen nog. Ik denk dat die agenten tegen hun pensioen aan zaten en ik begon het verhaal uit te leggen. Dat de roldeur al open had gestaan en al gesloopt was toen ik aankwam. Dat ik de bieren búiten had aangetroffen en ze nu naar bínnen aan het dragen was. Nou je begrijpt het zeker wel? Ze geloofden mij niet. ‘Daar trappen wij niet in, mijnheer van Stoffelen.’ Volgens mij waren het dezelfde agenten uit het verhaal van mijn vader! Die hadden hun lesje wel geleerd.

Ik moest mee naar het bureau en voor ik het wist zat ik in een politiecel. Midden in de nacht werd ik op onvriendelijke wijze uit mijn cel gesleept en verhoord. Tot vervelens toe. Men leek geen boodschap te hebben aan mijn kant van het verhaal. Wat wél paste, was dat ík de inbreker was. Dus ik wás een inbreker. Ik kon lullen als Brugman, maar hier ging ik mij niet uitlullen.

Ik werd weer terug in mijn cel gezet en kon nog een uurtje slaap meepakken. Niet comfortabel trouwens, zo’n politiecel. Een paar uur later werd ik wéér ruw uit mijn cel gehaald. Er werd getrokken en geduwd en ik had geen idee wat ze nu van me verwachtten. Uiteindelijk gingen we naar buiten. Ik werd vervolgens met speciaal vervoer naar een rechtbank gereden en daar werd heeel snel recht gesproken. Een half jaar straf!!

Na de rechterlijke uitspraak werd ik naar een speciaal kamertje geleid en daar werd mij meteen een enkelbandje aangemeten. Er werden nog enkele zaken als adres, werkadres en werktijden opgenomen. Daarna werd het bandje geprogrammeerd en voor ik het wist was ik weer thuis. Maar… met instructies: ik kan alleen gedurende een half uur vóór aanvang werktijd mijn huis uit en dan moet ik binnen een half uur op mijn werk zijn. Dat kan alleen met de auto, maar gelukkig rijd ik een auto van de zaak. Eenmaal op het werk, moet ik daar blijven tot einde werktijd. Daarna heb ik weer precies een half uur om thuis te komen en dan kan ik weer alleen thuis blijven. Een soort elektronisch zakjes plakken dus. En het ergste is, dat ik niet één fles heb kunnen bemachtigen. Ik slaap wel lekkerder dan in de cel.

Mijn baas is er best blij mee. Ik ben nu het komende half jaar stipt op tijd en ik ga zeker niet te vroeg naar huis.

Peter

 

Terug naar overzicht