Terug naar overzicht

Delirium, februari 2014

tww februari 2014
Door: Peter Hompe

Safe House

Hij stapte de deur uit en daarmee de donkere avond in. Met rugdekking van de verlichting van de stad, keek hij nog één keer om naar de vinex woning waarin hij zo’n lange tijd had vast gezeten. ‘Eindelijk ontsnapt uit die hel’ prevelde hij voor zich uit. Nooit meer wilde hij terugkeren. Hij kende een ‘safe house’. Het probleem was dat hij geen geld had. Dus ook geen vervoer. Hij kon natuurlijk altijd een fiets stelen, maar dat zou de pakkans alleen maar vergroten. Bovendien, zo zat hij niet in elkaar. Gelukkig was het ‘safe house’ niet al te ver. Lopend was goed te doen. Hij moest alleen oppassen dat hij onderweg niet ‘gepakt’ werd.

De donkere kleding die hij in een onbewaakt ogenblik achterover had gedrukt en nu droeg, hielp hem om zich ‘ongezien’  te verplaatsen. Ja, hij zou wel gezien worden, maar hier in deze wijk kende bijna niemand hem. Daarbuiten was de kans dat hij hier een bekende tegen het lijf liep zo goed als nihil. Verder wílde hij geen indruk bij de mensen achter laten. Over geluid hoefde hij zich ook al geen zorgen te maken. Het was druk op straat, ondanks de kou. Dat hielp enorm. Bovendien droeg hij schoenen met ‘zachte’ zolen en maakte zelf dus al zo goed als geen geluid.

Hij zette zich in beweging. Niet via de directe weg, want die leidde over de grote, brede en goed verlichte wegen. Je moest natuurlijk het noodlot niet expres tarten. Hij maakte dus gebruik van de kleine steegjes. Met weinig verlichting en schaduw waarin hij zich kon terugtrekken als het nodig was. Papieren had hij wel, maar de vraag was of het zou helpen. Best kans dat ze niet zouden overtuigen, de kwaliteit was wel goed, maar of die zó goed was...

Na een tien minuten lopen bereikte hij een belangrijk punt. Daar was een vrij makkelijk te nemen hindernis, maar op dit punt waren er al velen ‘gesneuveld’. Oppassen dus! Als hij hier voorbij was zou het makkelijker worden. Althans volgens de verhalen die hij jaren had aangehoord. Als hij deze route ooit andersom zou lopen en hier weer langskwam, dan zou hier wellicht wél naar binnen gaan. De verleiding was namelijk best groot. Maar zou hij dit nu al doen, dan was de kans gewoon té groot dat hij zijn doel nooit zou bereiken. Snel voorbij lopen dus maar.

Aan het einde van de straat sloeg hij rechtsaf en kwam daarmee aan bij een klein braakliggend terreintje. Het had nog steeds geen verlichting, ondanks de bouwplannen die maanden geleden al voor het terrein bekend gemaakt waren. Meer dan een paal met een aantal reclameborden stond er nog steeds niet. Hij nam het terrein, zoals velen dat overdag ook deden, diagonaal. Zo laat was hier eigenlijk niemand. Aan de andere kant van het terrein had hij twee keuzes. Rechtsaf via de snelle, fel verlichte weg, maar daar was erg vaak controle. Nee, dan maar schuin links het steegje in. Lekker donker en obscuur.

Het steegje kwam uit langs de gracht. Daar waren traditioneel veel mensen maar ook hier gold de wet van de anonimiteit. Strak voor je uit kijken en doorlopen was het devies. Hij was nu bijna halverwege. Hij begon iets te ontspannen. Zou het hem dan toch gaan lukken? Nee, het was geen kwestie van lukken, hij móest het gewoon halen. Mislukken was geen optie.

Verderop zat een bedelaar. Geen probleem natuurlijk, maar die gasten waren de helft van de tijd informanten. Zij zagen bijna alles en waren daarom alleen al een bijna onuitputtelijke bron van informatie. Dat wisten de ZIJ ook. En zij betáálden voor die informatie. Hij besloot om aan de overkant te gaan lopen. Beter geen extra risico lopen.

Aan het eind van de gracht bevond zich het gemeentehuis met daarachter het marktplein. Eenmaal voorbij het gemeentehuis koos hij doelbewust zijn richting het marktplein over. Daarmee was hij eigenlijk ook voorbij het drukste punt. Van daar af kon hij ook weer de kleine weggetjes nemen. Verderop dat kronkelende straatje bijvoorbeeld. Dat was een omweg als je naar de andere kant van het centrum wilde en werd om die reden dus door de meesten vermeden. Een enkeling moest hier gewoon zijn omdat hij hier woonde of kennissen of familie bezocht. Nu naderde hij zijn doel.

Achteraf bleek het prettig om hier vóór negen uur 's avonds te lopen. Het grote aantal winkelende mensen gaf hem de kans zich, zonder herkend te worden, te verplaatsen. Natuurlijk had hij een bekende kop, maar nu maakte hij tenminste een kans. De meeste mensen winkelen namelijk niet alleen, maar met z’n tweeën of meer. En dat betekent dat die zich wel met elkaar bemoeien. Nee… inderdaad een uitgelezen kans. Nog twee straten.

Aan het einde ging hij links. Hier zat het museum, maar dat was zo laat in de avond gesloten. De verlichting brandde wel, maar wierp slechts een zacht gelig schijnsel door de ramen. Het was dus relatief donker in deze straat. Donker was goed. Donker was je vriend. Nog vijftig meter en dan weer rechts en dan het derde pand aan de rechterkant. Hij sloeg rechtsaf en zag meteen waar hij moest zijn. Het ‘safe house’ was herkenbaar aan het uithangbord. Natuurlijk was dit slechts een dekmantel, maar toch. Hij liep snel door. Hij opende de deur van het pand en stapte naar binnen. Lekker warm was het er en aangenaam gedempte verlichting.

Hier was hij veilig. Hij kènde deze gasten. En zij kenden hem. Hij liep meteen door naar de beheerder. Nu alleen het codewoord nog. Was wàs dat ook alweer? Oh ja… ‘biertje?’ De man achter de tap lachte en bedacht zich geen moment, pakte een glas en tapte een lekker pilsje. Gelukkig kon hij hier op rekening drinken… De vraag die zich nu aan hem opdrong was hoe hij op de terugweg die shoarmatent kon vermijden. Het water liep hem nu al in de mond. En dan terug naar vrouw en pasgeboren kind.

Ja… het is wat met die ‘t wort watters!

Peter

Terug naar overzicht