Terug naar overzicht

Altbier (1)

tww mei 2024
Door: Jan Wurpel

Altbier of kortweg Alt is een bier van bovengisting. Het wordt gebrouwen in een stijl die zijn oorsprong vindt in de Niederrhein (Nederrijn), een gebied in het noorden van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Vooral in de stad Düsseldorf en omgeving vindt men dit bier; het wordt dan ook vaak met Düsseldorf geassocieerd. Düsseldorf, gesticht op de oostelijke oever van de Rijn in de 13e eeuw, is vernoemd naar de kleine rivier de Düssel, die uitmondt in de Rijn. Het was te danken aan een machtsstrijd met de stad Keulen, geregeerd door een rooms-katholieke bisschop, dat Düsseldorf werd opgericht als een niet-kerkelijke stad. Dichter bij de Rijn ligt de Altstadt. Met ongeveer 260 restaurants en bars in een gebied van een halve vierkante kilometer staat de Altstadt bekend als de ‘langste bar ter wereld’. Voor de Tweede Wereldoorlog waren er ongeveer 90 Altbier-brouwerijen in Düsseldorf. Vandaag de dag zijn dat er nog maar acht. Vier daarvan zijn de kleine, klassieke huisbrouwerijen die de stijl zo goed mogelijk bepalen.

Altbier in kenmerkend glas
Altbier in kenmerkend glas
Geschiedenis

Vroeger waren de meeste bieren bovengistend. Bier maken met ondergist was alleen in de winter mogelijk, omdat hiervoor een lagere temperatuur van zo'n vijf graden Celsius nodig is. Vooral in Beieren gaf de productie van bieren van lage kwaliteit uiteindelijk aanleiding tot een hele reeks biervoorschriften en -decreten, met als hoogtepunt (in 1516) de nu beroemde, volledig Beierse reinheidswet voor bier, het Reinheitsgebot. In het zuiden van Duitsland werd met het Reinheitsgebot het brouwen tijdens de warme zomermaanden aan banden gelegd en mochten brouwers enkel in de wintermaanden brouwen, met als gevolg dat zij zich specialiseerden in ondergistend bier. Het bier dat het Reinheitsgebot oorspronkelijk wilde reguleren was waarschijnlijk, zonder dat de middeleeuwse Beierse brouwer dit wist, een pils tijdens de koude winters in de uitlopers van de Alpen, maar het was zeker een Ale in de zomer. Het belang van deze twee verordeningen – het Reinheitsgebot en het verbod op het brouwen in de zomer- is cruciaal om de Duitse biergeschiedenis te begrijpen. Deze verordeningen veroorzaakten een breuk tussen de nieuwe pilscultuur in het zuiden en de oude (alt)alecultuur in het noorden. In Noordrijn-Westfalen golden deze beperkingen echter niet en bleef het bovengistende bier gebruikelijk, net als in het aangrenzende Nederland en België. Later werd het Reinheitsgebot versoepeld en kon Altbier het ook na de landelijke invoering overleven. Omdat de bovengisting als de ‘oude’ (Duits: alt) methode werd beschouwd, kreeg het bier in de volksmond de naam Altbier.

Belangrijk voor de geschiedenis van het Altbier en zijn Rijnse neefje, de Kölsch, was de strijd tussen de Keulse burgers en hun aartsbisschop over het brouwprivilege. Tegen het midden van de twaalfde eeuw waren enkele Keulse burgers civiele bierbrouwerijen begonnen om te concurreren met de kloosterbrouwerijen die door de kerk werden gecontroleerd. In een poging om ‘te verdelen en te overwinnen’ probeerde de aartsbisschop zijn oude monopolie (en de bijbehorende winsten) terug te krijgen door het recht om bier te brouwen, verkopen en distribueren te beperken tot slechts een paar patriciërs uit de stad. De uitverkorenen spraken onderling af dat ze zich zouden specialiseren in gruitbier (gruit is oud-Duits voor ‘kruid’) of honingbier (hop werd nog niet algemeen gebruikt in het Rijnland).

Hertog Adolf V van Berg besloot om een permanent tegenwicht te creëren voor de macht van Keulen door een nieuwe stad te stichten, ongeveer twee dozijn mijl langs de Rijn. Op 14 augustus 1288 verleende hij een klein gehucht met de naam Düsseldorf stadsrechten. In de daaropvolgende eeuwen groeide de bevolking van Düsseldorf langzaam, totdat de nieuwe stad de regeringszetel van het Huis Berg werd en Keulen de loef begon af te steken met zijn invloed – en zijn bier.

Uit het kadaster van 1540-41 is bekend geworden dat er in die tijd 35 brouwers in de stad waren. Bier was zo'n grote publieke zorg geworden dat de plaatselijke hertog, Wilhelm Ill, keizerlijk keurvorst en hoofd van het Huis van Berg, een politieverordening uitvaardigde die de kwaliteit en de prijs regelde van het bier, dat aan zijn onderdanen werd geschonken. Hij legde ook zware belastingen op aan bier dat van buiten de stad werd aangevoerd, waardoor de consumptie van het lokale bier werd gestimuleerd.

In 1622 werd in Düsseldorf een bakkers- en brouwersgilde opgericht. Zoals we weten uit het kadaster van 1632 werd het huis aan de Bergerstraße l, waar tegenwoordig de beroemde Altbierbrouwerij Uerige is gevestigd, gedeeld door bakker Martin Pütz en herbergier Diederich Pfeilsticker. De oprichter van de huidige brouwerij, Hubert Wilhelm Cürten, was ook een bakker met brouwersdiploma's. Hij kreeg zijn brouwkwalificatie in 1851 en zijn vergunning voor een brouwerij in 1855. Aan het gilde kwam abrupt een einde in 1797, toen Franse troepen onder Napoleon het Rijnland bezetten, inclusief Düsseldorf en Keulen en Joaquim Murat (de nieuw aangestelde gouverneur en zwager van Napoleon) alle handels- en beroepsverenigingen verbood.

Het jaar 1838 bracht de opening van de oudste, nog steeds werkende Altbierbrouwerij in Düsseldorf, de Brauerei Ferdinand Schumacher. De oprichter, Mathias Schumacher, nam het traditionele Rheinland Ale zoals hij het aantrof, maar voegde iets meer hop toe dan in die tijd gebruikelijk was, brouwde het sterker en begon te experimenteren met het lageren van het bier in houten vaten om het te laten rijpen. In Schumachers innovaties liggen de wortels van de moderne bierstijl van de Alt: een robuust, koperkleurig, langzaam gegist, gelagerd ale. In 1871 was het bedrijf van Schumacher, dat toen onder leiding stond van zijn zoon Ferdinand, uit zijn jasje gegroeid. Er werd een nieuwe brouwerij gebouwd aan de Oststraße 123, waar gelukkig voor de moderne kenner nog steeds hetzelfde Alt wordt gebrouwen en geserveerd.

In Düsseldorf waren er in 1860 nog steeds ongeveer 100, meestal kleine, alternatieve brouwerijen. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog was daar nog maar ongeveer de helft van over, en daarvan bestond minder dan de helft uit kleine ambachtelijke brouwerijpubs. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog waren er in Düsseldorf nog maar achttien brouwerijen overgebleven, en daarvan hebben slechts drie grote en vier brouwerijpubs de fusies van de afgelopen decennia doorstaan.

De eer komt het Rijnland toe voor het behoud van het 3000 jaar oude Duitse biererfgoed als een nog steeds levendige uitdrukking van de biercultuur van het land in een tijd waarin de mondiale pilsrevolutie de meeste ‘oude’ bieren in ‘bierologische’ fossielen veranderde. Tegenwoordig is Düsseldorf een zeer toekomstgerichte, moderne stad; de hoofdstad van Noord-Rijnland-Westfalen; een gerenommeerd centrum van mode en financiën; en nog steeds de thuisbasis van het traditionele Duitse bier, de Alt – dat rijke, zachte brouwsel van onovertroffen elegantie en eeuwenoude afkomst.

Alt bierbrouwerijen

Düsseldorf heeft vier huisbrouwerijen waar Altbier ter plaatse wordt gebrouwen; drie bevinden zich in het centrum van de Altstadt en de vierde ligt op slechts een paar minuten lopen. De reiziger die het bier bemint moet ze alle vier bezoeken.

Zum Uerige is misschien wel de bekendste huisbrouwerij in Düsseldorf. Uerige is gevestigd in een groot Altstadt-gebouw, niet ver van de Rijn, en bestaat uit vele onderling verbonden kamers die variëren van warm en gezellig – waar het hout verduisterd is door jarenlange rook van sigaretten, sigaren en pijp – tot een enorme bierhal-achtige zithoek. Er zijn 400 zitplaatsen in het restaurant-café en tafels en tenten aan weerszijden van de straat buiten. De naam van de brouwerij is afgeleid van de eigenaar, Wilhelm Cuerten, die in 1862 bier begon te schenken in wat eens een wijnbar was. De ‘uerige Willem’ (of ‘knorrige Willem’), die uit principe nooit het huis verliet – behalve op zondag, als hij naar de kerk ging – installeerde onmiddellijk een brouwerij in de kelder en de achtergebouwen en schonk al snel uitstekend bier van hoge gisting op de begane grond van zijn huis.

Na zijn dood in 1886 nam zijn zoon Max de brouwerij over. Tegen de eeuwwisseling moderniseerde hij het bedrijf met een lawaaierige ijsmachine en een brouwpan met voorverwarmer, die in die tijd het toppunt van moderne technologie waren.

Uerige omschrijft zijn Altbier als dat leckere Dröppke (dat heerlijke druppeltje). Het is een bleek koperkleurig bier, zacht in mout- en graansmaken, met een droge en hoppige afdronk. Twee keer per jaar, in januari en oktober, brouwt Uerige ook een sterker (6,2 procent ABV of meer), hoppiger (en drooggehopt) Altbier genaamd Sticke (geheim, afgeleid van stiekem). Dit bier is een ‘geheim’ omdat alleen de vaste klanten van het bestaan afweten. Beide bieren zijn (in beperkte hoeveelheden) verkrijgbaar in de Verenigde Staten.

Zum Schlüssel (de sleutel) is een dochteronderneming van de grotere Gatzweiler Brauerei, elders in Düsseldorf gevestigd. Gatzweiler is op zijn beurt eigendom van de grotere Hannen-brouwerij uit Mönchengladbach, die zelf eigendom is van de nog grotere Carlsberg-brouwerij in Denemarken. Schlüssel, opgericht in 1850, is een grote, open plek, gedomineerd door licht dennenhout met veel grote tafels om aan te zitten. Met name de köbes bij Zum Schlüssel omvatten zowel vrouwen als mannen. Schlüssel's Altbier is een rijke koperkleur, schoon en moutig, zoet eindigend met wat hopbitterheid.

Brauerei Im Füchschen (De Kleine Vos) opende in 1848. Het is weer een groot open etablissement met twee grote voorkamers en een enorme achterkamer. Een bovendek in dit achterste gedeelte is een perfecte locatie om te drinken, te eten en naar de menigte beneden te kijken. Füchschen staat bekend als een geweldig restaurant. Het Altbier hier is koperkleurig, matig moutig en graanachtig, medium-body en eindigt met moutzoetheid en hopbitterheid.

Brauerei Ferdinand Schumacher is de oudste Altbier-brouwerij in Düsseldorf, opgericht in de Altstadt in 1838. De brouwerij verhuisde in 1871 naar nieuwere en ruimere vertrekken nabij het treinstation, maar behield een pub-outlet in het centrum van de Altstadt, genaamd Im Goldenen Kessel (de gouden ketel). Nog steeds een privébedrijf, werd Schumacher herbouwd na de Tweede Wereldoorlog en opnieuw in 1997, waarbij een biertuin buiten werd toegevoegd aan de meer dan 400 zitplaatsen binnen. Het Altbier van Schumacher is amber-koper van kleur en moutig zoet, met een aangename frisse hopsmaak en dryhop afdronk.

In Neuss wordt Dom Alt gebrouwen en Hensen brouwt sinds 2015 in Mönchengladbach-Wathausen. Ook in Nederland wordt, door onder andere Lindeboom, een Alt gebrouwen onder de naam Venloosch Alt. De oudste vermelding van dat bier in het Venlose archief dateert van het jaar 1785.

De meeste brouwerijen van Altbier bevinden zich in en rond Düsseldorf. Internationaal de meeste bekendheid geniet Diebels uit het noordelijk gelegen Issum, inmiddels eigendom van Anheuser-Busch InBev. 
Kleiner, maar wel vermeldenswaardig is de Privatbrauerei Bolten uit Korschenbroich, dat al sinds 1266 Altbier brouwt en daarmee de oudste nog bestaande brouwer van Altbier is. Andere grotere Altbierproducenten zijn Schlösser uit Düsseldorf; Königshof uit Krefeld produceert naast het Königshof Premium Alt ook de merken Gatz en Hannen voor Carlsberg. Kleinere producenten zijn Kürzer, Zum Fuchschen, Uerige, Schlüssel en Schumacher, allen in de binnenstad van Düsseldorf.

Kenmerken Altbier

Alt is een sublieme smaak- en een ervaring in textuur. Het is altijd moeilijk om in woorden uit te drukken wat we waarnemen door te zien, horen, proeven of ruiken. Als Alt een Britse Ale zou zijn, zou het qua smaak ergens tussen een bruin en een donker bier in zitten. Als Duits brouwsel echter, heeft het continentale kenmerken. Door de manier waarop Altbier wordt gemaischt, is het over het algemeen voller dan een typisch Britse Ale. Alle Altbieren worden in meerdere stappen gemaischt, door gedeeltelijk afkooksel, door infusie of door een combinatie van beide methoden. Een Alt-graanbed (de maisch) moet alle drie de temperatuurbereiken doorlopen die nodig zijn om de drie cruciale enzymen bij het brouwen te activeren: proteolytische enzymen, bèta-amylase en alfa-amylase.

Frisheid (crispness) is een ander aspect dat een Alt onderscheidt van een Britse Ale. Deze zuiverheid van het gehemelte komt voort uit de praktijk – ongebruikelijk voor bierbrouwers – van het koel vergisten en lageren van de Alt. Echte lagering (van het Duitse woord lageren, wat ‘bewaren’ betekent) omvat het rijpen van het bier op de gist nabij het vriespunt.

Alts blijven over het algemeen minstens twee keer zo lang in de gisttank als Britse ales, en steevast bij lagere temperaturen. Hoe lager de gistingstemperatuur, hoe langzamer de gisting van het bier, en hoe kleiner de hoeveelheid bijsmaken die door de gist vrijkomen. Deze bijsmaken zijn voornamelijk afkomstig van bijproducten (vorming van esters) van de fermentatie. Door het langdurig lageren kan de gist, via zijn celmembraan, veel van deze onaangenaam smakende bijproducten, afkomstig van zijn eigen metabolisme, opnieuw opnemen. In zekere zin ‘reinigt’ de gist het bier, wat het ware wonder is van bierrijping door lagering. Lange perioden van koude rijping zorgen er ook voor dat eventueel achtergebleven zwaveldioxide, een natuurlijk bijproduct van de fermentatie van de gist, vluchtig wordt en uit het bier ontsnapt. Een Alt die ongeveer vier tot zes weken heeft gelagerd, wordt daarom schoon en zacht.

Het Altbier zoals we dat tegenwoordig kennen is een helder amber/koperkleurig bier met een warme smaak waarin je wat karamel, kruidige hoptonen en fruitigheid van de gist kunt ontdekken. De smaak is verwant aan Engelse Pale Ales en de Belgische bieren van hoge gisting zoals Palm en Bolleke. Wel onderscheidt het zich duidelijk van het Keulse bier van bovengisting. Alt bier is donker van kleur en Kölsch heeft het uiterlijk van een Pilsener en heeft een minder bitter aroma. Zowel Kölsch als Alt zijn bovengistende bierstijlen.

Keulen en Düsseldorf zijn vanouds rivalen en die rivaliteit wordt ook beleefd tussen Kölsch en Altbier. De grens tussen het noordelijke Altbiergebied en het zuidelijke Kölschgebied ligt ongeveer bij de stad Dormagen.

In het kort samengevat is een Alt amber tot koperbruin van kleur, helder en heeft een medium witte schuimkraag. Deze stijl is een perfecte mix van ale- en lagergist: er wordt alegist gebruikt, maar de gisting en conditionering gebeuren bij lagere temperaturen, wat resulteert in een zuiverdere en crispy smaak. Het bier is fris, doordrinkbaar en heeft een alcoholpercentage dat met 4,7 tot 4,9% een fractie onder dat van een gemiddelde Pilsener ligt. Het heeft ook een mooie hop-mout balans, maar meestal slechts een matig niveau van fruitige esters, en meer van wat bloemige en kruidige aroma's. Alt heeft een frisse, lichtbittere afdronk.

Voor het hoppen van een Alt wordt gebruik gemaakt van traditionele Duitse hopsoorten zoals Spalt, Hallertau, Tettnang en Perle. Zie ook de beschrijving van de bierstijl van het BJCP.

Alt bier brouwen

Mouten

Authentieke Altbieren worden meestal gemaakt van lichte pilsmout (helles malz), Weense mout Vienna (Wiener malz) en Münchenmout (donker, dunkel, Münchener malz). Mouten met een donkere kleur, zoals karamel en kristal (farbmalz) of chocolade en zwart (röstmalz), worden niet of nauwelijks gebruikt. Een lichte kristalmout, zoals Cara Münich wordt wel toegepast, met af en toe een minimale hoeveelheid zwarte mout (carafa) om de juiste kleur te verkrijgen.

Water

In de agglomeratie Düsseldorf wordt Altbier tegenwoordig meestal gemaakt met stadswater, dat een gemiddelde hardheid heeft van 215-235 ppm (uitgedrukt in ppm CaCO3 , wat calciumcarbonaat is). In de binnenstad is de waterhardheid meestal ongeveer 270 ppm. Vergelijk deze waarden uit Düsseldorf met de hardheidswaarden van je eigen water zoals geleverd door je plaatselijke waterleidingbedrijf of door een particulier wateranalyselab. Sommige brouwerijen in Düsseldorf behandelen (ontharden) hun water met calciumhydroxide Ca(OH)2, ook bekend als gebluste kalk, waardoor zowel calcium als bicarbonaten neerslaan. Dit verlaagt de pH van het beslag. Andere brouwerijen, waaronder enkele van de beste brewpubs in de stad, nemen hun brouwwater zoals het is, rechtstreeks uit de kraan. Ter vergelijking volgt hier een lijst met hardheidswaarden van het water voor een paar beroemde Europese brouwerijen (in ppm calciumcarbonaat), gerangschikt van zacht naar hard water:

Plaats

Hardheid

Plzeň

30

London

235

München

250

Dublin

300

Wien

750

Dortmund

750

Burton

875

Brouwwater voor Altbier moet gemiddeld hard zijn, ongeveer zoals het water van beroemde brouwsteden als München, Londen en Dublin. Als je je graanstorting correct hebt samengesteld en de pH van je beslag is te hoog voor een authentieke Alt (d.w.z. hoger dan 5,8), corrigeer dan je brouwwater voor overmatige alkaliteit of verhoog de kleurwaarde van je graanbed. (Gekleurde en donkere mouten leveren een zuurder beslag op.)

Omdat altbrouwerijen in Duitsland over de hele linie goede bieren maken, kunnen we concluderen dat het mogelijk is om authentieke Alts te maken met een relatief grote variatie in waterhardheid. Het brouwproces dat wordt gebruikt bij het maken van Alt en de eigenschappen van de granen, hop en gist die in het proces worden gebruikt lijken een veel groter effect te hebben op het eindresultaat dan de samenstelling van het water.

Hoppen

De kritische hopvariabelen voor een authentieke Alt, zoals voor elk bier, zijn het bitterend vermogen van de hop en zijn het algemene smaak- en aromaprofiel. Hoptoevoegingen aan het wort worden over het algemeen bestempeld als bitter, smaak en aroma. Bitterheid, smaak en aroma worden aan het bier bijgedragen door verschillende bestanddelen in de hop, elk met verschillende niveaus van oplosbaarheid in het wort en hittegevoelige vluchtigheid. Bittere hop wordt daarom toegevoegd bij of kort na het begin van het koken. Smaakhop wordt toegevoegd vlak voor het eind van het koken, en aromahop na het koken.

Voor Altbier hebben we een bitterhop nodig die vrij neutraal van karakter en fris is. Vermijd bitterhopvariëteiten waarvan bekend is dat ze scherpe, kruidige, bloemige, citrus- of dennentonen aan het bier geven. Dit zijn veelal de moderne Amerikaanse hoppen en hoppen uit Australië en Nieuw Zeeland. Vermijd ook oude, geoxideerde bitterend hop. Deze smaken zouden interfereren met het kruidenprofiel dat doorgaans kenmerkend is voor de Centraal-Europese edele hopvariëteiten.

Het basisprincipe voor het hoppen van altbieren is noblesse oblige. Hoe lager het cohumulongehalte (een alfazuur) en hoe hoger het humuleengehalte (een aroma-olie) van de hop, hoe ‘nobeler’ zijn afkomst is. Typische Duitse edele hoprassen die geschikt zijn voor Alt zijn Hallertau, Tettnanger, Perle of Spalt. In tegenstelling tot veel Britse ales of Noord-Duitse lagers hebben de meeste (maar niet alle) Alts minder uitgesproken bittere tonen. In plaats daarvan overheersen de moutige componenten en het hoparoma.

De meeste Duitse altbrouwers gebruiken twee hoptoevoegingen in de ketel. De eerste toevoeging gebeurt vroeg in het kookproces (voor de bitterheid); de tweede gebeurt tegen het midden of het einde van het kookproces (voor de smaak). Sommige brouwers gebruiken dezelfde variëteit, zoals Hallertau Mittelfrüh, voor zowel bittering als smaak, terwijl anderen de voorkeur geven aan verschillende variëteiten, zoals Perle en Spalt, voor de twee toevoegingen van de hop. Verschillende gebruiken telkens één toevoeging van dezelfde hopsoort aan het begin en het einde van het koken (voor de bittering en de smaak) en een tweede hopsoort voor het bieraroma tijdens een derde toevoeging als het wort afkoelt, meestal in de whirlpool (‘hopstand’ is de kreet die Brewfather hiervoor gebruikt). Slechts enkele Altbrouwers dryhoppen hun wort in de tank om het aroma te accentueren.

In Duitsland worden pellets, net als in Noord-Amerika, steeds aantrekkelijker, maar verschillende altbrouwers blijven vasthouden aan het gebruik van alleen bladhop. Traditie is één reden voor deze voorkeur, de hogere hoeveelheid tannines in bladhop is een andere, omdat tannines helpen bij het stremmen van overtollig wortproteïne in de ketel en zo de helderheid en stabiliteit van het bier verbeteren. Deze brouwers wijzen er echter op dat het essentieel is om alleen verse bladhop te gebruiken (van het huidige oogstjaar) die gekoeld opgeslagen werd bij (0-3 °C) om onaanvaardbare verliezen in hopkwaliteit te voorkomen.

Gist

Het beste Altbier – zoals het beste bier in het algemeen – wordt natuurlijk gemaakt met zuivere en gezonde giststammen. Hoewel de meeste bierstijlen kunnen worden gemaakt met een willekeurig aantal giststammen, is dit niet het geval bij Alt. Vanwege het specifieke gistingsregime dat wordt gebruikt bij het maken van authentiek Altbier, presteren relatief weinig stammen naar stijl.

Gisten die geschikt zijn voor het maken van Altbier behoren tot de categorie Saccharomyces cerevisiae (bovengistende biergist) in tegenstelling tot Saccharomyces uvarum (ondergistende lagergist). Typische alegisten houden van een gezellige, warme omgeving, ergens rond 15-25 °C, waarin ze het meest actief worden en het best smakende bier produceren, terwijl typische lagergisten hun beste werk doen bij een frigide 8-13 °C, of zelfs daaronder. Alegisten gaan in slaapstand bij lage temperaturen, terwijl lagergisten dan nog steeds wort kunnen vergisten.

Hier komt de tegenstrijdigheid: Alt-gisten, hoewel echte ale-gisten (bovengisten), zijn niet typisch. Het zijn noch warme, noch koude gisten. Omdat er in de standaard brouwliteratuur geen specifieke term bestaat voor dergelijke gisten (behalve de misleidende term hybriden, die ze niet zijn), noemen we Alt-gisten ‘koele’ fermentoren. Tijdens de hoofdgisting doen ze hun werk het best bij een koele, maar niet koude temperatuur van ruwweg 13-19 °C. De schoonste smaakresultaten worden bereikt als de primaire gisting aan de onderkant van dit temperatuurbereik wordt uitgevoerd. Alt-gist wordt slapend bij een temperatuur van ongeveer 7 °C.

Langzame, gestage gisting wordt gevolgd door een paar weken lagering nabij het vriespunt. Deze koude conditionering verdrong de lagering van het bier in de kelder, na de uitvinding van koeling. Hoe dan ook, Altbier wordt obergärige lagerbier (lagerbier van hoge gisting) genoemd, een hybride brouwsel dus.

Geraadpleegde bronnen

Terug naar overzicht