Terug naar overzicht

De harsige ruuk van ut vloojekruid

tww november 2007

door: Mans de Jong, beheerder van heemtuin Rucphen
bron: DN/DeStem

De eerste keer dat ik (Mans) kennismaakte met ut vloojekruid was het moment, waarop ik met mijn oudere broers mee mocht naar de Lokker.

Gagel groeide toen nog gewoon langs vochtige paadjes aan de rand van de Lokker en in grote hoeveelheden in de Lokker en Kleine Lokker zelf. Mijn oudere broers noemde deze dwergstruik vloojekruid. Deze naam hadden ze van mijn vader. De mensen gebruikten het vloojekruid om luizen en vlooien uit hun bedstee te verjagen. Het was in een periode dat DDT en andere insectendodende middelen niet bestonden en je moest toch wat.


Gagel groeit bij voorkeur op de zure, vochtige en enigszins voedselarme grond van de Brabantse vennen. De bloemen hebben een warme, roodbruine gloed, zoals hier aan de rand van het ven.

Voor de grote ontginningen van gagel was Brabant het domein. Omdat Brabant zo rijk was gezegend met duizenden vennen, groeide langs deze vennen altijd gagel, dat groeit op zure, vochtige en enigszins voedselarme plekken. In de ondergrond bevindt zich leem, waarin meestal kwelwater opstijgt. In de zomer houdt gagel van wat drogere voetjes dan in de winterperiode. In de winter staan er soms wel tientallen centimeters water op zijn voetjes. Omdat er op zure groeiplaatsen weinig stikstof aanwezig is, kan gagel, met behulp van een bacterie die zich in knolletjes van zijn wortels bevindt, stikstof uit de lucht binden, zodat hij zich op zulke plekken kan handhaven.

Het is april als de dan nog bladerloze gagel bloeit. De warme bruinrode kleur van de bloeiende mannetjesstruiken is een lust voor het oog en doet, althans voor mij, al zomers aan. Zijn kleur wordt vaak ondersteund door hemelsblauwe luchten die vergezeld worden door sneeuwwitte stapelwolken.

De vrouwtjesgagelstruiken bloeien minder opvallend met prachtige karmijnrode bloemetjes. Onder een vergrootglas bekeken, blijkt dat de vrouwelijke bloemetjes uit tientallen vochtige karmijnrode tongetjes bestaan. Door de vochtigheid van die tongetjes blijft het droge stuifmeel vastkleven, waarna de bevruchting plaatsvindt.

Gagel is net als de hazelaar een windbloeier. Het lichte stuifmeelpoeder heeft meer kans om op de vrouwtjesbloemen terecht te komen als er geen bladeren aan de struiken zitten. Uiteraard een slimme oplossing van Moeder Natuur.

Als de bloei eenmaal voorbij is, verschijnen de bladeren waarop harskliertje zitten. Wanneer je met je hand over de blaadjes wrijft, komt een kruidige, wat harsige geur vrij. In de periode tussen eind april en augustus geurt de gagel zo sterk dat hij al op tientallen meters waarneembaar is. Het is de geur van het moeras. Vooral op vochtige en zwoele ochtenden is gagel het een zegen voor de neus.

Gagel werd vanaf de middeleeuwen ook gebruikt voor het brouwen van bier. Naast gerst als grondstof voor het brouwen van bier werd gruit toegevoegd. Gruit was een kruidenmengsel dat voornamelijk uit gagel bestond. Het werd gebruikt voor smaakverbetering en houdbaarheid van het bier, maar ook om de gisting van het brouwsel te bevorderen. Om gagel te mogen verzamelen moest men betalen aan de eigenaar van de gronden waarop de gagel groeide. Gagel verloor zijn rol in de bierbereiding toen men de eigenschappen van hop ontdekte. De laatste jaren is er weer gagelbier op de markt.

Daarnaast werden gagelbladeren vroeger gebruikt als geneesmiddel tegen onder andere huidziekten. Dit middel droeg de naam 'Brabantse myrte'. Een andere naam voor dit middel was 'Drentse thee'. Onze zuiderburen gebruiken gagelbladeren nog steeds voor de bereiding van bepaalde vleesgerechten. Gelukkig zijn er in onze streek nog een aantal natuurgebieden waar we ut vloojekruid kunnen vinden!

Natuurtip: Bezoek eens plekken waar gagel groeit, zoals de Rucphense heemtuin, en geniet van zijn harsige geur. Let ook eens op de namen waarin het woord gagel is terug te vinden.

Terug naar overzicht