Terug naar overzicht

Laat dat varkentje maar zitten

tww juni 2018
Door: Mari van Lieshout

Al bij het storten van de mout denk ik: had ik maar een varkentje. Wat zou dat beestje een paar uur later, wanneer de bostel eenmaal zou zijn afgekoeld, smullen van de lauwwarme pap. In gedachten hoor ik het dier al vredig slobberen en knorren. Maar ik heb geen varkentje. Ons dakterras in de binnenstad is er niet helemaal op ingericht en ik vermoed dat ik er de buren geen plezier mee zou doen. Ze voelen zich al licht onbehaaglijk wanneer onze kat luierend op de schutting hun kant op kijkt. Maar elke keer weer denk ik: wat zonde dat ik geen bestemming weet voor de bostel.

De meest logische oplossing is de groenbak. Maar in de Goudse binnenstad hebben we geen kliko's. Geen mens die er plaats voor heeft. Ons organisch afval moeten wij in een ondergrondse container kwijt. Met een pasje moeten we een veel te klein klepje van de container openen om ons dagelijkse groenafval in hoeveelheden van maximaal vijf liter te deponeren. Twee keer heb ik het geprobeerd om de bostel daar in weg te kieperen. Het werd een smeerboel. De eerste keer schepte ik het zo uit de ketel in de container. Uren later steeg nog de damp uit de klep en vlogen de meeuwen er krijsend omheen. De tweede keer kocht ik een biologisch afbreekbare zak voor mijn bostel. Leek me handig. Maar voordat ik de straat was overgestoken naar de container was hij al gescheurd en lag de hele mieterse bende op straat. De laatste tijd spoel ik de bostel in het riool. Ik kijk schichtig om me heen en wacht totdat het even minder druk is in onze straat. Het voelt toch als een milieudelict. Vervolgens kiep ik de met water verdunde bostel snel in de goot, vlak bij een afvoer. Ik moet er altijd wel een paar emmers water achteraan gooien, omdat het maar moeizaam wegspoelt. Dat is een serieus probleem bij ons riool en daarom ook ligt de komende maanden onze straat open. Het riool heeft te weinig capaciteit. Er zullen komende maanden vast nog wel sporen van mijn brouwactiviteiten worden aangetroffen.

Eén keer dacht ik in al mijn naïviteit dat de kinderboerderij wel blij met mijn bostel zou zijn. Ik waagde er een telefoontje aan maar eerst moest ik twee keer uitleggen wat bostel was. En nóg vroegen ze of ‘dat spul’ wel geschikt was als diervoer, of ik er misschien ook een schriftelijk verklaring bij kon leveren dat‘dat spul’ vrij was van ziektekiemen. Oh ja, en of mijn brouwerij een vergunning had en gecertificeerd was? Toen gaf ik het op; ik zag me trouwens toch al niet met een emmer achterop naar die mutsen van vrijwilligers fietsen.

Maar nu blijk

Bierbostelbrood 1
Bierbostelbrood 1
t er dus een oplossing te zijn voor mijn bostelvraagstuk. Nooit aan gedacht maar op internet wisten ze het al lang. Bostel blijkt een superieur ingrediënt te zijn voor brood. Een vriend met wie ik aan het brouwen was, vroeg of hij er een beetje van mocht hebben. Een beetje!? Man, neem mee, neem mee, asjeblief!!!

De daarop volgende dagen informeerde ik vergeefs naar her resultaat. Was benieuwd of de honden er brood van lusten? Een antwoord bleef uit totdat hij en zijn vrouw volgens de jaarlijkse traditie asperges kwamen eten. Glimmend van oor tot oor stond hij voor mijn deur met een vers gebakken brood. De bostel had hij ingevroren om het later te kunnen gebruiken. Hij presenteerde het brood op de toppen van zijn vingers zoals alleen geoefende kelners dat met een dienblad kunnen. Het brood dat hij omhoog hield was zo welriekend, zo… hoe noemen ze dat tegenwoordig ook alweer wanneer het er niet helemaal uitziet als bij DE Echte Bakker? Rustiek, ja dat is het, het was een rustiek brood. En smakelijk!!! De kaasjes en nootjes die we 's middags bij de borrel dachten te presenteren, konden in de verpakking blijven nadat we het hadden geproefd. Een grof stuk brood met gezouten boter. En een lekkere saison erbij. Meer heeft een mens niet nodig om zich in het paradijs te wanen. Nooit eerder heb ik brood gegeten dat zo pretentieloos, zo rechtschapen en bescheiden uitdrukt waarvan het gemaakt is: gerst en tarwebloem. Al bij de eerste hap weet je hoe het op de akker ruikt wanneer de gerst wordt gemaaid, je kunt je moeiteloos voorstellen hoe de dorser zijn bezweet hoofd beschermt met een zakdoek, een knoop in alle vier de punten. Je voelt het genot als die dorser zijn dorst lest met koude thee – het bier is er voor het einde van de werkdag – en zijn tanden zet in dit goudeerlijke brood.

Dat doet dus brood dat gemaakt is van bierbostel met je. Een beetje bierbrouwer wist dit waarschijnlijk al. Maar hoeveel brouwers hebben ook écht de moeite genomen een brood te bakken met bostel? Ik niet, maar Huib -zo heet de vriend die mij het paradijs binnenloodste- deed het wel. Niet met een broodbakmachine, want dat vindt hij, net als een automatische brouwketel, niet ambachtelijk genoeg. Nee, gewoon met de handjes gekneed.

Voor wie ook geen varkentje op het dakterras of in de tuin heeft, hierbij het recept. Uit eerbetoon aan Huib stel ik voor om zijn brood voortaan Hubertusbrood te noemen:

Recept Hubertusbrood

350 gram bloem

Bierbostelbrood 2
Bierbostelbrood 2

250 gram natte bostel
12 gram zout
7 gram broodgist
150 ml bier

Tien minuten kneden, daarna een uurtje rijzen op een warme plaats. Een paar keer dubbel vouwen en weer rijzen, zo'n 30 min; mag ook iets meer. Ondertussen oven voorverwarmen op 230 °C. 20 minuten bakken, dan temperatuur omlaag naar 200 °C en nog 20 minuten bakken.

Terug naar overzicht