Terug naar overzicht

Van Vollenhoven brouwerij (1)

tww juni 2020
Door: Jan Olijhoek

De Gekroonde Valk

In 1733 gaven de schepenen van Amsterdam aan Jan van de Bosch Corneliszoon een telg uit een brouwersfamilie, toestemming een brouwerij te beginnen. In die tijd was dat een een hachelijke zaak. Brouwerijen hadden het moeilijk in die tijd. Enige durf kan hem dus niet ontzegd worden. De plek werd nauwkeurig omschreven door de schepenen: ‘aan den nieuwe Zeedijk over de Oosterkerk, belend nu of vóór deezen de Werf van de Erfgenamen van Jan Abrahamsz aan de westzijde en de Schuitenmakerswerf van Joris de Wit aan de Zuid-Oostzijde, streckende vóór aan de dijk tot achter aan de Nieuwe Vaart’. Jan van den Bosch noemde zijn brouwerij De Gekroonde Valk, zo valt in het boek ‘Geloof in de brouwerij’ van Stichting De Gekroonde Valk te lezen. In de meeste grote Hollandse steden werd de biermarkt bestierd door een brouwersgilde. Amsterdam had geen brouwersgilde maar een Brouwerscollege. Men wilde geen gesloten gildensysteem maar een open biermarkt.

In 1734 trad Jan van de Bosch toe tot het Brouwerscollege. Door het Brouwerscollege werden zaken gereguleerd die van algemeen belang waren, waaronder de kwaliteitsnorm en werden er vaste maten afgesproken voor de biervaten. Ook voerde het Amsterdamse brouwerscollege statiegeld in, een succesverhaal dat snel door de brouwersgilden in Holland werd overgenomen.

Elke eerste van de maand werd er vergaderd met de laatst ingeschreven brouwer het verst van de Deeken, de titel voor de oudst ingeschreven brouwer. Het college stelde ook hopkeurmeesters aan voor de keuring van de hoppen. Binnen het college werd de hiërarchie bepaald door de datum van intreding. In 1739 werd Jan van de Bosch benoemd tot schout van het college. Vanaf 1743 kwam de brouwerij De Gekroonde Valk tot grote bloei en moest zelfs uitbreiden. De belendende schuitenmakerswerf werd aangekocht. De Gekroonde Valk werd één van de toonaangevende brouwerijen van Amsterdam. Vanuit het VOC-bestuur mocht alleen bier aangekocht worden van de beste brouwerijen van de stad Amsterdam. De uitverkorenen waren: Het Anker, De Witte Haan, De Hooiberg, de Drie Roskammen, de Star en De Valck, de verkorte naam die in 1758 werd aangenomen. Daaruit blijkt dat de brouwerij behoorlijk naam gemaakt had in het Amsterdamse, want acht brouwerijen werden niet verkozen.

Familie Messchert Van Vollenhoven

Op 24 november 1791 werd brouwerij De Valck, om onduidelijke redenen, op een veiling te koop aangeboden en gekocht door Jan Messchert van Vollenhoven. De familie had bezittingen in Schiedam en Rotterdam, was rijk en behoorde tot de stedelijke elite: de patriciërs. Niemand binnen de familie had zich voordien met bierbrouwen bezig gehouden. Maar Jan Messchert van Vollenhoven kocht de brouwerij en azijnmakerij om de goede reputatie van brouwerij De Valck, wat hij zag als een goede belegging van zijn vermogen. Ook bracht de brouwerij hem status en ingang tot sociaal-politieke mogelijkheden binnen Amsterdam. Door de afname van bier door de VOC werd het een gewild exportproduct en stond het aan de basis van de rijkdom van de Gouden Eeuw. Een van de eerste daden van Jan Messchert was de brouwerij weer de oorspronkelijke naam geven: De Gekroonde Valk.

Johannes van der Wulp was de brouwer die voor Jan Messchert van Vollenhoven brouwde; hij was ook degene die plaats nam in het Amsterdamse Brouwerscollege. Jan Messchert van Vollenhoven hield zich vooral met de handel bezig. In 1770 was hij getrouwd met de schatrijke Amsterdamse koopmansdochter Elizabeth van der Poorten met wie hij vier dochters en twee zonen kreeg. De zonen Josua en Antonie Jan namen de leiding van de brouwerij in 1814 over toen Jan Messchert op 66-jarige leeftijd overleed. Door huwelijken van nakomelingen van Jan Messchert wist de familie door te dringen tot het Amsterdamse patriciaat.

Brouwerij-eigenaren behoorde tot de kapitaalkrachtigste inwoners van de stad. Dat moest ook wel omdat brouwerijen lang niet altijd winstgevend waren. Nadat Antonie Jan van Vollenhoven op 36 jarige leeftijd in 1827 was overleden namen zijn weduwe en broer Josua de directie op zich. Omdat bier vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw minder populair geworden was, o.a. door de opkomst van gestookte brandewijn en jenever en door duurder geworden graan, werd bier een luxe-artikel. Met overnames van te koop aangeboden brouwerijen probeerde het Amsterdamse Brouwerscollege, waartoe ook De Gekroonde Valk behoorde, de eigen brouwerijen winstgevend te houden.

Nieuwe generatie

In 1832 nam Willem Cornelis van Vollenhoven de brouwerij over van zijn moeder en oom. De brouwerij stond aan de financiële afgrond, het bedrijfskapitaal was geslonken tot 2,300 gulden. Slechts de export van inferieure en allergoedkoopste bieren naar de koloniën hield de brouwerij nog overeind. Voor Willem Cornelis was er nog maar één weg, te stoppen of de brouwerij te moderniseren.

Moderniseren lukte uiteindelijk in 1847 door het familiebedrijf om te zetten naar de commanditaire vennootschap ‘Bierbrouwerij en Azijnmakerij Van Vollenhoven’. Met Willem Cornelis als actieve vennoot en de rest van de familie als passieve. Hiermee werd de weg naar een nieuwe bedrijfsvoering ingeslagen. In de tweede helft van de negentiende eeuw lukte het De Gekroonde Valk weer winstgevend te worden, vooral door de export naar Oost- en West Indië. Een belangrijke reden was ook het wegvallen van vele concurrenten. Er bleven in Amsterdam slechts drie brouwerijen over: De Gekroonde Valk, De Haan en De Hooiberg.

Industriële revolutie

Door de opkomst van de industriële revolutie, rond 1850, met o.a. de stoommachine als belangrijkste innovatie, veranderde het productieproces van het maken van bier van een ambachtelijk naar een meer industriëel proces. De eerste twee generaties van Van Vollenhoven maakten het bier nog volgens een ambachtelijk proces. Bij de derde generatie veranderde dat. De vooruitgang in de natuurwetenschappen en technologie maakte de productie van een beter bier mogelijk. Dit betekende ook de redding van De Gekroonde Valk.

In de tweede helft van de 19e eeuw wordt Nederland een eenheidsstaat. De oude provincies blijven gehandhaafd, en ook Limburg en Noord-Brabant krijgen eindelijk die status. De heerlijke rechten worden afgeschaft en het verschil tussen stad en platteland verdwijnt in het bestuur: ze worden gemeenten. Ook de rechtspraak wordt voor het hele land uniform geregeld.

Hierdoor ontwikkelde Nederland zich tot een welvarend land met Amsterdam als belangrijk knooppunt. Mensen hadden in algemene zin meer te besteden en het uitgaansleven bloeide op, niet ten nadele overigens van De Gekroonde Valk. In 1858 trad Willem Hovy tot de directie toe. Zijn vader was getrouwd met Elisabeth van Vollenhoven, de zus van Willem Cornelis, een familiebeslissing dus.

Willem Hovy was opgeleid aan de Utrechtse Technische school, een school voor jongens uit ‘de betere standen’, die klaargestoomd werden tot ‘bestuurders van den arbeid’. De directie bestond in die tijd uit drie leden die ‘de wind in de zeilen’ hadden en de brouwerij tot grote bloei brachten. In 1868 trok Willem Cornelis van Vollenhoven zich terug uit de brouwerij en toen in 1870 het andere directielid, Ten Boekel, overleed stond Willem Hovy er alleen voor. De Gekroonde Valk was in deze tijd de grootste van Nederland met honderd tot honderdvijftig mensen in dienst. De brouwerij was in het bezit van een eigen mouterij en kuiperij. Door de aanschaf van stoommachines kon de bedrijfsvoering duidelijk verbeterd worden. Verhitting van de ketels kon nauwkeuriger en efficiënter en de stoommachines konden bovendien de machinerieën aandrijven. Thermometers en saccharometers werden gemeengoed en in laboratoria kon men de gistcultures beter onder controle houden, wat in een beter bier resulteerde.

Heineken

Veel veranderde in het bierlandschap toen in 1864 Gerard Adriaan Heineken brouwerij De Hooiberg overnam. In eerste instantie brouwde hij traditionele bieren, maar door het inhuren van de Duitse brouwmeester Willem Feltmann jr. stapte hij over op het brouwen van ondergistende bieren. Heineken leverde, zonder het Brouwerscollege erin te kennen, onder de prijs aan diverse instellingen. Aan prijsafspraken deed Heineken niet, wat waarschijnlijk ook de oorzaak was dat het Brouwerscollege in 1871 werd opgeheven.

De gunstige biermarkt trok nog meer investeerders. In 1870 werd de Beijersche Bierbrouwerij De Amstel op gericht, en in 1873 ging Heineken een samenwerking aan met de Rotterdamse brouwerij d’Oranjeboom. Deze samenwerking resulteerde in de oprichting van de Heineken Bierbrouwerij Maatschappij N.V. In een paar jaar tijd was het brouwerslandschap totaal veranderd.

Als reactie bouwde De Gekroonde Valk een compleet nieuwe brouwerij die in 1875 gereed was. Men vertrouwde op de koloniale export en de traditionele bieren en ging niet mee in de nieuwe hype van ondergistende bieren. De nieuwbouw had een gunstig effect op de verkoop en er werden weer forse winsten gemaakt. Het topmerk was de Van Vollenhoven’s Stout, een donker en voedzaam bier met een alcoholpercentage van tussen de 5,5 en 7,5 procent. Aangeprezen als goed voor: zwakken, bloedarmen, maaglijders en zogenden en gebruikt in hospitalen in Antwerpen en Parijs.

Omdat de populariteit van het Beijersche bier niet viel te negeren, begreep men dat de concurrentie met de Duitsche bieren, de ondergistende, niet te vermijden was. Hovy pakte het doortastend aan en bouwde naast de fabriek uit 1875 een nieuwe fabriek, compleet met een ijsfabriek. Deze was in 1886 gereed. In dat jaar produceerde De Gekroonde Valk de eerste ondergistende bieren met soorten als: Bock, Münchener, Beijersch, Pilsener en Lager. Als bovengistende bieren brouwde men: Pincesse of Bruin en Van Vollenhoven’s Stout extra en brown.

Door de nieuwbouw en de voortdurende innovaties gekoppeld aan een dalende verkoop en stijgende concurrentie kwam de brouwerij in financiële moeilijkheden. Om aan de noodzakelijke financiële middelen te komen werd de oude bedrijfsvorm omgezet in een naamloze vennootschap de N.V. Bierbrouwerij en Azijnmakerij ‘De Gekroonde Valk’. Doordat de brouwerij goed functioneerde, de bieren van goede kwaliteit en de grondstofprijzen laag waren en de markt en export weer aantrok, kon er weer winst gemaakt worden. Investeringen bleven echter noodzakelijk, ook na het topjaar 1898 met koningin Wilhelmina’s kroningsfeest, het warme weer en een uitgelaten bevolking. De verbouwingen volgden elkaar op, met als gevolg een compleet gemoderniseerde brouwerij en met als nieuwe brouwmeester de Duitser L. Körner.

Pils

Begin 1900 was de tijd van het pils aangebroken. De concurrentie werd steeds heviger en men moest kortingen, voorschotten en leningen aangaan die niet verantwoord waren. Meer en meer moest geïnvesteerd worden in distributeurs en afnemers om de markt voor De Gekroonde Valk te behouden. Duitse brouwerijen probeerden de Nederlands-Indische markt binnen te dringen. De populaire merken van de brouwerij, de Van Vollenhoven’s Stout extra en het Princessebier, raakten steeds verder uit de gratie. Ook met tegenslag kreeg de brouwerij te maken, een ijsmachine werd bij de ingebruikname zwaar beschadigd en er brak een brand uit in de mouterij. Ook de nieuwe drankwet van 1905, om de groeiende consumptie van alcohol beperken, werd aangenomen. Met de Drankwet probeerde de overheid de drankconsumptie te beperken.

Toch meldde Hovy in 1909 met trots op: ‘De brouwerij is thans geheel volgens de eischen des tijds ingericht en kan het debiet aanzienlijk stijgen zonder dat groote kosten behoeven gemaakt te worden.’ Een voorschot op zijn afscheid in 1912 van de brouwerij na 55 jaar verbonden te zijn geweest. In het tweede deel ga ik verder in op de periode tussen 1912 en 1949 toen De Gekroonde Valk definitief haar deuren sloot.

Bronnen

  • Geloof in de brouwerij, opkomst, bloei, ondergang en herrijzenis van bierbrouwerij De Gekroonde Valk. Door Rolf van der Woude. Stichting De Gekroonde Valk.
  • Wikipedia
Terug naar overzicht