Terug naar overzicht

Paarlen voor de zwijnen

tww november 2017
Door: Mari van Lieshout

Door het riool of toch maar niet

Wanneer mag je tijdens het brouwproces de handdoek in de ring gooien? Of –om in clubtermen te spreken– wanneer mag je vaststellen dat de fase 't Wort Wat over is gegaan naar de troosteloze constatering 't wordt niks meer? Sinds ik anderhalf jaar geleden voor het eerst de gasvlam onder mijn ketel aanstak heb ik zestien bieren met wisselend succes gebrouwen. Twee keer in mijn korte brouwcarrière meende ik het zeker te weten: weg met dit misbrouwsel! Die ene keer dat ik het wort na vijf dagen al door het riool spoelde, omdat ik de vergisting met geen mogelijkheid op gang kon krijgen, reken ik niet mee. Dat was per slot van rekening de allereerste keer dat ik brouwde, een beetje oefenen dus. Net als bij de eerste zoen.

Nee, twee keer heb ik echt gedacht: nou is het mooi geweest. Dit bier durf ik mijn familie en vrienden niet voor te zetten, laat staan dat ik het ter beoordeling mee zou durven te nemen naar de clubavond.

Het eerste brouwsel dat ik besloot door de gootsteen te spoelen was een Alt Stadt. Ik had me keurig gehouden aan het recept, de temperatuur tijdens het maischen hield ik tot op de graad onder controle, de pH gemeten en bijgestuurd, zetmeelproef uitgevoerd, lang genoeg gekookt. Ook tijdens de vergisting alles onder controle gehouden. Alles, werkelijk alles uitgevoerd als de beste leerling van de klas. En dan toch is het ergens fout gegaan want eenmaal gebotteld kwam er maar geen koolzuur in de fles, zo bleek na twee weken. Met gespitste oren opende ik na een maand nog maar eens een flesje, maar niks sissend geluid. Na zes weken nog niet en na twee maanden kon ik het flesje nog zo ruig in het glas gieten, het schuimde nauwelijks meer dan een Rivella.

Een maand later had ik flesjes nodig voor mijn volgende brouwsel; een mooie reden om afscheid van mijn Alt Stadt te nemen. Gedachteloos opende ik het ene na het andere flesje en goot ze met tweeën tegelijk leeg in de spoelbak. Het aroma was aangenaam. Misschien toch even proeven. Wel allemachtig, helemaal niet verkeerd! Een best bier zelfs. En wat een schuim daar in die spoelbak! Ik pakte gauw een bol glas en schonk een flesje leeg. Zelden zo'n mooie schuimkraag gekregen, minuten lang stond het glas me met een kraakhelder en stevig kraagje toe te lachen. Treurig keek ik naar de veertien flesjes op het aanrecht waarvan ik de kroonkurk al had verwijderd. Ik had nog een half kratje over van –tot dan toe– mijn beste bier.

De tweede keer ging het mis met een American Pale Ale. Ik overwoog zelfs om mijn brouwerij-inventaris op Marktplaats aan te bieden. Nu had ik niet te weinig maar juist een overmaat aan schuim. Meteen na het openen bruiste het bier met geweld naar buiten. Aanrecht, overhemd, vloer… alles onder het schuim. Een klein bodempje bleef nog in de fles achter, net genoeg om te kunnen proeven. Een smakelijk bier, stelde ik met weemoed vast. Maar niet fatsoenlijk in het glas te krijgen en ik moest er vooral erg van boeren.

‘Probeer het eens opnieuw te bottelen’, opperde mijn vriend en brouwmaat Jean-Pierre Bylard, met wie ik mijn teleurstellingen en vreugdes op vrijdagmiddag gewoonlijk pleeg weg te drinken resp. te vieren. ‘Weggooien kan altijd nog.’ De volgende dag stond ik al snel doorweekt van het bier mijn flessen American Pale Ale leeg te spuiten in mijn bottelemmer. Doodsbenauwd voor een besmetting had ik als een juffertje met smetvrees de bottelemmer, de buitenkant van de flessen en de flessenopener gedesinfecteerd. Ik had er speciaal steriele handschoenen voor gekocht. Het schuim kroop weldra over de rand terwijl de bottelemmer nog niet voor een kwart gevuld was met bier. Zo'n twaalf liter heb ik opnieuw gebotteld, de resterende drie à vijf liter heb ik opgedweild. ‘Heb je er nog wel wat suiker bijgedaan?’ vroeg Jean-Pierre nadat het bier al weer enkele dagen in de fles zat. Ik durfde niet te bekennen dat dat wel het laatste was waar ik aan gedacht had.

Twee weken later zou ik met dit bier de laatste twijfels over mijn vakmanschap in mijn kennissenkring wegnemen. Of ik zo'n mooi bier ook wilde brouwen voor hun familiereünie? En het zou volgens de buurman erg geschikt zijn voor het aanstaande straatfeest. Tja, tja, loog ik, daar is het nu allemaal te kort dag voor. Het is niet even een taart bakken. Elk bier heeft zijn eigen karakter en eist de volle aandacht. En tijd vooral. Soms is nog een speciale nabehandeling nodig. Ze knikten en ik meende zowaar iets van ontzag in hun ogen te bespeuren.

Terug naar overzicht