Terug naar overzicht

Drank in de prehistorie

tww augustus 2007

Door Dorotee Olthof (Archeon)

De vorige keer hebben we ons verdiept in het voedsel van onze prehistorische voorouders. De mens leeft echter niet van brood alleen, hij moet er ook iets bij drinken. Daarover zullen we nu onze gedachten laten gaan.

De bronnen

Drinken is een eerste levensbehoefte, zonder drinken ga je dood. De prehistorische mens zal dus zeker gedronken hebben, maar welke dranken dat waren, is moeilijk te achterhalen. Drank laat nog minder archeologisch traceerbare sporen na dan voedsel. Het verkoolt niet, het laat geen indrukken achter op potwanden, het is lastig af te beelden en bij mijn weten is er nog nooit een veenlijk gevonden met een bierbuik.

Toch bestaan er enkele aanwijzingen over drank en drinken in het verleden. Zo is het mogelijk om residu aan de binnenkant van aardewerk potten chemisch te analyseren. Ook pollenanalyse kan worden toegepast. Een andere informatiebron vormt het drinkgerei in de vorm van kopjes, kannen e.d. Aardewerkvormen die eenduidig voor drank bedoeld waren, zijn echter zeldzaam (behalve misschien de ‘bekers' van de bekerculturen, waaronder de Trechterbekercultuur). Veel drinkgerei zal ook vergaan zijn in de loop der tijden, omdat het van organische materialen gemaakt was, zoals hout, boombast of hoorn. Voor informatie over de late ijzertijd kunnen we terecht bij Romeinse schrijvers, zoals Caesar en Tacitus, die in hun geschriften melding maken van de gebruiken van de bewoners van onze streken. Een laatste bron is de etnografie.

De dranken

De meest voor de hand liggende prehistorische drank is natuurlijk water. Nederzettingen lagen altijd in de buurt van beken, rivieren of meren. Als er geen geschikt open water in de buurt was, werden waterputten gegraven. Water werd ongetwijfeld puur gedronken, maar met wat geurige kruiden kon er ook thee van gezet worden. Probeer het maar eens met (een mengsel van) berkenblaadjes, vlierbloesem, brandnetel, lindebloesem, munt, rozenbottels, bramenblad, frambozenblad of hondsdraf.

Van een aantal boomsoorten is het sap drinkbaar, bijvoorbeeld van de berk. Het wordt in het voorjaar afgetapt en kan tot in de zomer bewaard worden. Het is bovendien mogelijk om het te laten fermenteren of het in te koken tot siroop en suiker, zoals nog steeds gebeurt met het sap van de Canadese esdoorn (de bekende ahornsiroop). Vruchtensap is eenvoudig te maken door bosaardbeien, vlierbessen, frambozen, bramen of sleedoornbessen te koken met water en honing (of berkensiroop).

Behalve plantaardige hebben mogelijk ook dranken van dierlijke oorsprong een rol gespeeld. Zo is uit de etnografie bekend dat jagers en verzamelaars bij tijd en wijle het bloed van dieren drinken. Ook van herdersvolken is dit gebruik bekend. Zij mengen het bloed dan vaak met melk. Vanaf de nieuwe steentijd werd vermoedelijk melk gedronken in ons land.

Hoe oud het gebruik van alcoholische dranken precies is, is onduidelijk. Er is wel eens gesteld dat bier de oorzaak is geweest van de overgang van het jagers- naar het boerenbestaan. Behalve van graan kan je echter ook bier brouwen van zetmeelhoudende wortels en zelfs van eikels! Wilde vruchten, berkensap en honing kunnen vergist worden tot wijn. In principe is voor alcohol dus geen landbouw nodig.

De eerste duidelijke aanwijzingen voor het gebruik van alcoholische dranken dateren echter pas uit het einde van de nieuwe steentijd en de bronstijd. Zo zijn in een aantal graven in Denemarken (o.a. Egtved) en Schotland (o.a. Ashgrove) bekers van respectievelijk boombast en aardewerk gevonden met daarin resten van dranken op basis van granen en honing, op smaak gebracht met kruiden en bessen. Vermoedelijk ging het om een soort bier met honing of om mede. Vondsten van verkoold gekiemd graan (mout) zijn redelijk algemeen vanaf de bronstijd en kunnen een aanwijzing zijn voor bierbrouwen. Caesar en Tacitus weten te melden dat de Kelten en Germanen (aan het einde van de ijzertijd, dus) veel bier en mede dronken. De Romeinen dronken zelf liever wijn.

Voor het brouwen van bier zijn slechts weinig ingrediënten nodig: graan, water, grote potten of bakken, brandstof en eventueel kruiden, vruchten of honing. Vermoedelijk brouwde ieder huishouden dan ook gewoon voor eigen gebruik. Alle graansoorten zijn geschikt om mee te brouwen en uit historische tijden is bekend dat dat ook gebeurde. Gist werd pas vanaf de 16e eeuw door de mens bewust toegevoegd aan bier. Vóór die tijd werd gebrouwen met wilde gist uit de lucht en met gist van vorige brouwsels die aan gereedschap, zoals houten lepels en brouwvaten, was blijven kleven. Kruiden werden toegevoegd om de smaak en houdbaarheid van het bier te verbeteren. Het bekendste kruid is natuurlijk hop. Dit werd echter pas vanaf de 15e eeuw een gangbaar ingrediënt. Daarvóór werd veel gebruik gemaakt van gagel, maar ook rozemarijn, bijvoet, munt, melisse, eikenbladeren, sleepruimen, frambozen en jeneverbessen zijn overgeleverd als bierkruiden. Enkele prehistorische brouwsels uit Denemarken en Schotland waren op smaak gebracht met honing, cranberries en gagel, struikheide en moerasspirea en één zelfs met bilzekruid en wolfskers, twee zeer giftige planten! Mogelijk was dit een biertje met hallucinogene werking.

Mede wordt gemaakt van honing, water en eventueel kruiden of vruchten. De oude Egyptenaren kenden het al en ook in Europa was het vermoedelijk, evenals bier, al bekend vóór wijn uit druiven werd geïntroduceerd. Uit de late nieuwe steentijd en de bronstijd zijn bekers met honingresten bekend, die kunnen wijzen op het gebruik van mede. De oudste aanwijzing voor het houden van bijen dateert eveneens uit de bronstijd. In Berlin-Lichterfelde is een uitgeholde boomstam gevonden die als bijenkorf dienst deed.

Wijn was, in tegenstelling tot bier, een luxeproduct dat voorbehouden was aan de elite. Aangezien druiven niet zo goed willen groeien in ons land, moest wijn worden ingevoerd, onder andere uit het Middellandse Zeegebied. Dat gebeurde vermoedelijk vanaf de bronstijd. Voor de consumptie ervan werden speciale drinkserviezen gebruikt, bestaand uit een mengvat (om water en wijn te mengen) en bekers van hoorn, metaal of aardewerk. In heel rijke graven (bijvoorbeeld de vorstengraven van Oss of Hochdorf (Duitsland), beide uit de ijzertijd) worden deze serviezen nog wel eens teruggevonden.

Vermoedelijk werden alcoholische dranken vooral tijdens feesten en ceremoniële gelegenheden genuttigd, zoals trouwerijen, begrafenissen, oogst- en andere jaarfeesten. De rest van de tijd moest men het doen met water, kruidenthee en sap.

Recept

Tot slot een recept voor bier, zoals dat in de prehistorie gebrouwen had kunnen worden. Om de moderne mens tegemoet te komen, maken we echter gebruik van kant-en-klare mout (te koop bij de betere drogist) en (bier-)gist. Zelf mout maken is namelijk niet makkelijk en in onze moderne steden is de lucht niet zo schoon meer als in het gemiddelde prehistorische dorp. Belangrijk: zorg dat al het gereedschap goed schoon is!

Strong Ale

4 l water

500 g gerstemout

500 g honing

2 handen hop (of andere kruiden)

30 g gist

Verwarm 2 l water (niet laten koken) en voeg mout en honing toe. Laat even trekken. Kook de kruiden 10 minuten in de rest van het water. Zeef beide vloeistoffen, schenk ze in een grote kuip of emmer en laat afkoelen tot handwarm. Voeg dan de gist toe. Sluit de emmer af met een (natte) doek en laat 3 dagen gisten. Zorg dat je brouwvat groot genoeg is, want gistend bier heeft veel ruimte nodig! Hevel het bier over in sterke flessen (bijvoorbeeld beugelflessen) en proost! (uit J. Wood, 2001: Prehistoric Cooking)

Literatuur

  • Behre, K.-E., 1998: Zur Geschichte des Bieres und der Bierwürzen in Mittel-Europa, in F. Both (red.), Gerstensaft und Hirsebier, 5000 Jahre Biergenuss, Oldenburg
  • Dickson, J.H., 1978: Bronze Age Mead, Antiquity 52, p. 108-113
  • Dineley, M., G. Dineley, 2001: Neolithic Ale: Barley as a source of malt sugars for fermentation, in A.S. Fairbairn (red.), Plants in Neolithic Britain and Beyond, Neolithic Studies Group Seminar Papers 5
  • Stika, H.-P., 1998: Zu den biologischen Grundlagen des Brauens und der Kultivierungsgeschichte der Getreide, in F. Both (red.), Gerstensaft und Hirsebier, 5000 Jahre Biergenuss, Oldenburg
  • Vencl, S., 1994: The Archaeology of Thirst, Journal of European Archaeology 2.2, p. 299-326
Terug naar overzicht