Terug naar overzicht

Vliegenvangers

tww maart 2016
Door: Jacques Stricker

Zodra de warmere dagen weer in aantocht zijn komen ook de (fruit)vliegjes en andere insecten weer  een kijkje nemen in de brouwerij. Nu zijn  de meeste brouwers niet dieronvriendelijk maar fruitvliegjes en zo, die zien we liever niet.  Er zijn verschillende mogelijkheden om van deze insecten af te komen, zie het artikel over plaagdiertjes van Jean-Pierre Bylard in het septembernummer van 2015.

Maar tegenwoordig worden we steeds meer biologisch en ecologisch. Er zijn al biologische bieren, dus waarom niet  de bestrijding van het ongedierte of de plaagdiertjes ook op een biologische manier,  met vleesetende planten.  Naast goed voor het milieu staan ze ook nog decoratief in de brouwerij of op het terras. Let wel even op de plaats waar ze komen te staan. Licht of schaduw. De ene soort kan er beter tegen dan de andere. Maar wat zijn nu vleesetende planten en welke kan je het beste gebruiken voor de bestrijding van het ongedierte  

Vleesetende of carnivore planten zijn planten die hun voedingsstoffen behalve uit de grond ook uit kleine dieren (meestal insecten of spinnen) halen. De prooi wordt eerst gelokt, vervolgens vastgehouden, gedood en verteerd, waarna de opgeloste voedingsstoffen door de plant worden opgenomen. Men vindt vleesetende planten meestal in gebieden met een stikstofarme bodem, zoals moerassen. De planten komen overal ter wereld voor, maar zijn tegenwoordig zeldzaam geworden door het verdwijnend habitat: het voedselarme ven.

De echte vleesetende planten zijn geëvolueerd in ten minste 10 gescheiden afstammingen. Deze zijn nu vertegenwoordigd door meerdere geslachten in 5 families. Ze beschikken over 630 soorten die hun prooi lokken, vangen en verteren.

Er bestaan ook semicarnivore planten: planten die wel dieren vangen, maar ze niet zelf verteren. Sommige soorten gebruiken hiervoor bacteriën die op de bladeren wonen. Andere vormen een biotoop voor kleine insecten die de gevangen insecten opeten en weer uitpoepen. De plant leeft vervolgens van deze mest. Een voorbeeld hiervan is de Brocchinia reducta. Het woord semicarnivoor wordt ook wel eens gebruikt voor 'echte' vleesetende planten, die dieren vangen en verteren, maar ook zonder dierlijk voedsel in leven blijven, zoals het vetblad (Pinguicula vulgaris).

De bekendste vleeseters in Nederland

Beker

Sarracenia  (Trompetbekerplant) is de bekendste vleesetende plant. De planten maken gebruik van bekers om insecten te vangen. Aan de rand van de bekers zullen zich zichtbare druppeltjes nectar vormen. Bij slechte conditie van de plant of een onjuiste verzorging zijn deze druppeltjes niet aanwezig. Met behulp van de geur van de nectar trekt de plant de insecten aan. Eenmaal in de beker gelokt verliest het insect zijn houvast en valt in een vloeistof die vergelijkbaar is met maagzuur. Het insect wordt verteerd en de verteringssappen worden opgenomen door de plant als voeding.

Kleefval

Pinguicula Vulgaris (vetblad)  en Drossera (zonnedauw) zijn  planten met een kleefval.

De Drossera  bestaat uit het blad met daarop haren. Op de top van de haren zit een verdikking, die een kleverige afscheiding aanmaakt in de vorm van druppels plakkerig vocht dat doet denken aan ochtenddauw. De zonnedauw heeft daaraan zijn naam aan te danken. De druppels zien er voor insecten smakelijk uit en verspreiden een geur die insecten aantrekt. Als een insect ermee in aanraking komt, of op het blad landt om van de druppeltjes te eten, blijft het plakken. Als het insect zichzelf probeert te bevrijden komt het alleen maar meer onder de kleverige afscheiding te zitten. Wanneer een prooi gevangen is, rolt het blad zich langzaam om het insect (dat duurt enkele minuten tot maximaal een dag) om zo een maximale oppervlakte te beslaan. De afscheiding van enzymen zorgt voor de vertering, waarna de plant de stikstofrijke voedingssappen opneemt.

Pinguicula, algemeen bekend als vetblad, is een vleesetende plant die met kleverige bladeren  vliegjes en insecten lokt, vangt en verteert om minerale voeding binnen te krijgen die in de arme grond waarop ze voorkomen, weinig aanwezig is. Het blad van een Pinguicula is glad, hard en sappig, meestal fel groen of roze van kleur. Afhankelijk van de soort, zijn de bladeren tussen de 2 en 30 cm. lang. De bladvorm is afhankelijk van de soort, maar is meestal omgekeerd eivormig, spatelvormige, of recht. Zoals bij de meeste vleesetende planten, steken de bloemen ver boven de rest van de plant uit, zodat de kans op het vangen van mogelijke bestuivers wordt verminderd. De meeste Pinguicula bloemen zijn blauw, paars of wit, vaak overgoten met een gele, groene of roodachtige tint.

De planten zullen vanaf maart gaan uitlopen en zijn meteen plakkerig zodat ze direct insecten kunnen vangen. De bloemen zijn paars en hebben een doorsnede van 3 cm. Tijdens het groeiseizoen, van ca. maart tot en met de eerste vorst in oktober, zullen de planten steeds kleverige bladeren produceren. De voornaamste prooien zijn kleine vliegjes en kleine kruipende insecten. De planten houden van een lichte omgeving, maar niet van volle zon. Tijdens het groeiseizoen dient de grond nat te blijven. Buiten het groeiseizoen staan de planten graag droger. Bij teveel water in deze periode kunnen de knoppen gaan rotten of zelfs wegspoelen.

Binnenshuis in de pot

’s Zomers kan de plant in een pot in de vensterbank gehouden worden. Zorg dat de grond goed vochtig blijft door een laagje water op een schotel te houden. De plant houdt niet van de volle middagzon. Een vensterbank op het zuiden is daardoor minder geschikt. Op het oosten of het noorden is prima. Eigenlijk kort samengevat: hoe meer (fruit)vliegjes, hoe beter de plant het doet. Succes bij het houden van deze bijzondere plantensoort.

Bron

  • Wikipedia, de vrije encyclopedie,
  • Neerlandstuin.nl/plantenb/vleeseters

   





Terug naar overzicht