Terug naar overzicht

Nieuwe Engelse hopsoorten

tww september 1997
Door: Mark van Bommel

 

Nieuwe Engelse hopsoorten


In Engeland ging het vanaf begin jaren tachtig slecht met de klassieke Engelse hopsoorten als East Kent Goldings en Fuggles. Dit had als voornaamste oorzaak de daling van de totale bierproductie en de sterke opkomst van het slappe lagerbier, het ideale bocht voor de Thatcherliefhebbende yuppies. Brouwerijen gebruiken voor lager meestal bitterhopsoorten van het Europese vasteland. De lage productie van het bovengistende (real) ale, traditioneel gebrouwen met Goldings en Fuggles hop, kwam daardoor in gedrang. Daarnaast viel de oogst van deze hopsoorten door ziektes in de belangrijkste hopstreek van Engeland, Kent, behoorlijk tegen. Inmiddels neemt – door de hernieuwde belangstelling voor real ale – de vraag naar deze hopsoorten weer toe, terwijl de totale oogst daalt. De hopresearch afdeling van Wye College in Kent besloot in 1980 dat het tijd werd voor nieuwe hoprassen. Ze moesten goedkoop en ziekteresistent zijn en een vast alfazuur – en oliepercentage hebben. Hierdoor zou de Engelse hop weer kunnen concurreren op de internationale hopmarkt.

De hopproductie in Engeland is vrij klein (nummer zes op de wereldranglijst) en het weer is notoir onbetrouwbaar. In Amerika heeft men enorme hoppercelen (gemiddeld 100 hectare) in staten met betrouwbare droge zomers (vooral rond Yakima, Washington). De hop is in Amerika weliswaar afhankelijk van irrigatie, maar verdrinken van de planten (met alle gevolgen van wortelrot en schimmelvorming) is daardoor zeldzaam. Concurrentie met de Amerikanen en Duitsers door uitbreiding van het hopareaal is daardoor geen oplossing. Bovendien is door de kweekmethode het opstarten van nieuwe hoppercelen zeer duur.

Een andere belangrijke oorzaak van de hoge prijs van hop is de enorme hoeveelheid arbeid die vooral in het oogsten gestoken moet worden. Hop wordt gekweekt langs touwen die vastzitten aan hoge staken van een meter of 5-6 hoog of hekwerken. Die hoogte is nodig omdat de scheuten van de hopplant heel lang worden en bij voorkeur recht omhoog klimmen. Als je de plant meer in de breedte kweekt geven de bladeren van de plant teveel schaduw en dat is slecht voor de opbrengst. De hoogte brengt allerlei problemen met zich mee.

Het is moeilijk de hoge delen van de plant te besproeien met water of te bespuiten met bestrijdingsmiddelen. De hoogte maakt de bovenste delen van de plant bovendien slecht toegankelijk voor de ’roofdieren’ die hopbladluis en rode spint opruimen. De oogst is ook extra lastig. Meestal worden de strengen afgeknipt en met vrachtwagens naar de plukmachine gebracht die de hopbellen verwijdert. De overgebleven bladeren en strengen worden vervolgens weggegooid. Het zou veel praktischer zijn de hop in het veld zelf te plukken, bovendien dient het afval dan als mest voor de grond.
 
 

Zodoende besloot de hopafdeling van Horticulture Research International (HM) in Wye, Kent (gesponsord door het Engelse landbouwministerie, de hoptelers en de brouwers) tot de volgende oplossing: maak de hopplanten kleiner. Alle hovengenoemde problemen zijn dan verdwenen. Zodoende werden drie dwergrassen ontwikkeld, de eerste ter wereld. Deze rassen worden gekenmerkt door een korte afstand tussen de knopen, de punten waar de bladeren uitspringen. Zodoende zijn de scheuten korter, zonder dat er minder blad of bellen aan de planten ontstaan.

De drie nieuwe rassen worden inmiddels getest op hun geschiktheid voor verschillende biersoorten en de eerste resultaten zijn veelbelovend.

De nieuwe rassen zijn:

Firstgold: een aromahop afgeleid van Whitbread Goldings Variety (een aromahop met iets meer alfazuur dan de traditionele East Kent Goldings).

Pioneer: een hopsoort met hoge bitterheid (9% alfazuur) en een goed aroma, te gebruiken als aroma- en bitterhop

Herald: een echte bitterhop (12% alfazuur) met een vrij goed aroma en bovendien bestand tegen een van de meest gevreesde hopziekten, de verwelking van de plant door infectie met de Ventrilicumschimmel.

De nieuwe rassen worden gekweekt in een soort heggen (in plaats van de muren die de oudere soorten nodig hebben) van ongeveer 2½ meter hoog. Deze hopsoorten worden vermoedelijk goedkoper en meer constant van kwaliteit dan de gewone soorten en hebben zeker een kwart minder bestrijdingsmiddelen nodig. Geautomatiseerd oogsten behoort zeker tot de mogelijkheden. Deze dwergsoorten zullen de traditionele hopsoorten niet gauw verdringen, daarvoor zijn de brouwers te gehecht aan de echte Goldings en Fuggles. Wel zijn sommige kwekers al bezig met de kweek van dwergvarianten van deze hopsoorten. die nog maar drie meter hoog worden. Ik ben benieuwd of in de komende jaren ook de amateur-brouwers over deze nieuwe (en mogelijk goedkopere) soorten kunnen beschikken.

Mark van Bommel

Bron: What ’s brewing, het tijdschrift van CAMRA. augustus 1995, blz. 14-16

Terug naar overzicht